Ik blijf op dezelfde nagel hameren hier op de blog, omdat ik duidelijk wil maken dat het discours over de Griekse economie die in de lift zou zitten, zeker nadat de Griekse regering het minimumloon weer heeft verhoogd (geldt wel enkel voor een voltijdse betrekking), gebaseerd is op cijfers die niet het hele plaatje laten zien. Dus hier gaan we nog een keer:
Zelfs als de doelstelling van de regering om het gemiddelde loon in 2027 te verhogen tot 1500 euro bruto wordt gehaald of overtroffen, zijn de Grieken in termen van koopkracht nog steeds slechter af dan vóór de memoranda (de structurele hervormingen die bij de noodleningen zijn opgelegd). Volgens de begrotingsdienst van het parlement hebben we ongeveer tien jaar nodig om het nominale BBP per hoofd van de bevolking op 21.000 euro te brengen, zoals dat in 2007 het geval was. Zelfs dan zal het nominale BBP ongeveer 54% van het huidige gemiddelde van de eurozone zijn.
Op basis van de laatste beschikbare gegevens van het Nationaal Sociaal Verzekeringsfonds EFKA bedroeg in augustus 2024 het gemiddelde voltijdse loon voor tewerkstelling in de privésector 1.365,81 euro bruto of 1.065 euro netto. Vergeleken met 2023 steeg het gemiddelde loon in gewone bedrijven met 7,17% – en in de bouw met 5,43%. Maar dit is slechts de helft van het plaatje. Nogmaals, zoals blijkt uit de EFKA-gegevens voor dezelfde maand, werkten er van de ongeveer 2,86 miljoen verzekerden meer dan 630.000 (22%) deeltijds, met een gemiddeld brutoloon van 582 euro (500 netto). Tegelijkertijd ligt het loon van mannen nog steeds bijna 13% hoger dan dat van vrouwen, oftewel gemiddeld zo’n 170 euro.
De vergelijking is nog erger als we terugkijken naar 2009, toen de internationale financiële crisis al was begonnen, maar Griekenland nog niet had bereikt. De daling van het gemiddelde jaarlijkse brutoloon, gecorrigeerd voor voltijdse tewerkstelling, is onthutsend: Van 21.191 euro in 2009 kelderde het naar 17.000 euro in 2023, het laatste jaar waarvoor geaggregeerde gegevens beschikbaar zijn. Dit is een daling van bijna 4.200 euro, of ongeveer 20%. Een analyse van de KEPE, het Centrum voor Planning en Economisch Onderzoek, schat dat de werkelijke daling, tegen constante prijzen (2015), meer dan 30% is.
De inkomenscijfers, afkomstig van Eurostat, zijn vergelijkbaar: het gemiddelde reëel beschikbare persoonlijke inkomen blijft 28,38% lager dan in 2010. Daarentegen is het gemiddelde beschikbare inkomen in de EU met meer dan 28% gestegen.
In augustus 2024 – de laatste maand met gedetailleerde gegevens van EFKA – bedroeg het gemiddelde brutoloon in de privésector 1.194 euro. Het nettoloon bedroeg slechts 950 euro. Het bedrag verwijst naar het gemiddelde over alle werknemers – voltijds en deeltijds. Op basis van EFKA-gegevens voor augustus 2009, het laatste jaar voor de memoranda, bedroeg het gemiddelde voltijdloon meer dan 1.400 euro en het gemiddelde loon in de totale werkzame beroepsbevolking ongeveer 1.300 euro bruto. Nominaal ligt het gemiddelde brutoloon in de particuliere sector nog steeds 8% lager dan in 2009. Deze dalingen omvatten niet het effect van de inflatie, noch de toename van de indirecte en directe belastingen.
Volgens Eurostat is werken in Griekenland – in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar – slechts 7,2% van alle werkenden deeltijds, terwijl het in de EU meer dan 17% is. Maar zelfs deze cijfers geven ons geen volledig beeld. De deeltijdse werkgelegenheid in de particuliere sector bedroeg 22% in augustus, terwijl deze in andere maanden hoger lag, tot 24%. In augustus 2009 bedroeg het aantal deeltijdse werknemers in de privésector minder dan 240.000 en hun gemiddelde loon bedroeg bijna 620 euro bruto. Hun aandeel in het totale aantal werknemers in de particuliere sector lag onder de 13%. Vandaag is het aantal deeltijdse werknemers meer dan verdubbeld (toename met 164%). Hun aandeel in de totale werkgelegenheid is met bijna 10 procentpunten gestegen. En het nominale loon voor deeltijdwerkers is lager dan in 2009 met -6,5% in nominale termen.
Volgens recente gegevens waren er eind 2024 slechts 17 collectieve arbeidsovereenkomsten van kracht, tegenover 55 vóór de memoranda. Maar de meeste daarvan worden maar langzaam algemeen bindend verklaard, zodat ze in de praktijk worden omzeild. De cijfers over het korten op de salarissen per sector zijn ook beangstigend. Op basis van gepubliceerde gegevens van vakbonden hebben werknemers in 23 van de 33 sectoren die vanaf 2011 tot nu toe actief waren, te maken gehad met gemiddelde loonsverlagingen van meer dan 10%. In de rest zijn de stijgingen minder dan 4%.
Zo is bijvoorbeeld het gemiddelde loon in de voedings- en drankensector gedaald met 11% of 161 euro (van 1.462,75 naar 1.301,75 euro). In de postdiensten en telecommunicatie is de daling meer dan 17% of 326 euro. In het landvervoer is het gemiddelde loon gedaald met 26,55% of met 496 euro. In de particuliere gezondheidszorg hadden we een daling van 14,29% of 210,25 euro, en in de detailhandel een daling van 6,6% of 85 euro.
Dat niemand me komt vertellen dat het beter gaat met de economie in Griekenland, want dit is op termijn niet houdbaar.