Vanochtend toen ik onderweg was naar mijn werk, zag ik ze weer: de τσιγγάνοι (tsiggani) of zigeuners. Ze hadden hun tenten opgeslagen op een braakliggend terrein net naast het treinbruggetje over de rivier Kifissos tussen Piraeus en Athene. Nu is “tenten” een groot woord: ze bouwen krotten uit materiaal dat ze uit het vuilnis vissen: grote zeilen, houten palletten, luiken, karton en weet ik wat. Mocht het regenen, dan spoelt dat alles zo weg (gelukkig voor hen regent het nauwelijks, zeker niet in deze tijd van het jaar).
Zigeuners worden in Griekenland erg slecht behandeld. Ze moeten zien te overleven met afval dat ze verzamelen, met het verkopen van planten, potgrond of fruit. Ze gooien dat in de laadbakken van hun pickup trucks en rijden stapvoets door de stad en roepen via luidsprekers om wat ze verkopen. Sommigen bieden bloemen aan op de terrasjes van de taverna’s. Vaak hoor je Grieken zeggen dat ze die bloemen gestolen hebben op de kerkhoven. De kinderen van de zigeuners gaan niet naar school: de ouders van de andere leerlingen verhinderen dat, want zigeuners “stinken en brengen ziektes met zich mee waaraan we onze kinderen niet willen blootstellen”.
Nochtans zijn de zigeuners ook Griekse burgers, maar wel derderangs. Griekenland wordt door mensenrechtenorganisaties wel vaker op het matje geroepen omdat er niets wordt gedaan aan de beklagenswaardige levensomstandigheden van de Roma-zigeuners.
Trouwens, het was opvallend dat er niet 1 zigeuner te zien was in het straatbeeld tijdens de Olympische Spelen. Er deden in 2004 geruchten de ronde dat men ze snel had opgepakt en tijdelijk in geïmproviseerde gevangenissen had ondergebracht. Nu de Olympische Spelen nog slechts een vage herinnering zijn, zie je ze weer overal opduiken.