Vandaag zijn er overal in Griekenland herdenkingen (toespraken, traditionele vieringen, voorstellingen, optredens, enz.) van de Val van Constantinopel. Niet dat iedereen daar zo fel mee bezig is, maar de herinnering blijft en wordt vaak voor verschillende doeleinden gebruikt (niet in het minst wegens nationalistische redenen).
Constantinopel werd veroverd door de Turkse leider Mehmet II op 29 mei 1453. De stad was al fel verzwakt door de plunderingen van de 4de kruistocht op 13 april 1204 (om een voorbeeld te geven: de Paarden op de San Marco Basiliek in Venetië zijn toen meegenomen uit Constantinopel). De val van de stad in 1453 was meteen ook het einde van het meer dan 1000-jarige Byzantijnse Rijk. Dat Rijk was al niet veel meer dan de stad zelf, maar de gebeurtenis is een keerpunt in de geschiedenis. De intelligentia van Byzantium vluchtten naar het westen en zorgden indirect voor de bloeiperiode van de Renaissance. De Grieken kwamen onder het juk van de Turken terecht voor de komende 400 jaar. Algemeen wordt de datum gebruikt om het einde van de Middelleeuwen aan te duiden.
Ironisch genoeg wilden de katholieken opeens wel helpen om het bastion van het christendom te verdedigen, terwijl ze het meer dan 200 jaar voordien onder de voet hadden gelopen. Hun hulp heeft in ieder geval niet mogen baten.
De naam die de Turken aan de stad gaven, was niet Istanboel, zoals we misschien zouden vermoeden, maar wel “Konstantiniyye”. Istanboel werd pas later gebruikt en is eigenlijk een verbastering van het Griekse “εις την Πόλη” (letterlijk uitgesproken ies tien poli, met assimilatie wordt dat iestimbolie – in de stad). Constantinopel is in het Grieks “ΚωνσταντινοÏπολης” – de stad van Konstantijn (de Grote). Omdat de stad zo groot werd en een centrum was van cultuur, werd ze al gauw “dé Stad” – η Πόλη (altijd met hoofdletter) genoemd, zelf nu nog.