Nu we het toch over minderheden in Griekenland hebben, wil ik meteen ook de Cham (spreek uit “tsjam”) ter sprake brengen. De Cham zijn een bevolkingsgroep die in noordwest-Griekenland en Zuid-Albanië wonen. Ze spreken Albanees, de meesten zijn moslim, maar er zijn ook orthodoxe Cham. Naar het schijnt zou de bekendste Griekse dans, de Tsamiko, afkomstig zijn van de streek waarin de Cham woonden: Chameria of Tsamouria in het Grieks. Na de Balkanoorlogen, in 1913, werd de grens tussen Albanië en Griekenland dwars door Epirus getrokken. Hierdoor kwam er een aanzienlijke minderheid Griekssprekenden in Albanië terecht (de legendarische Griekse gewichtheffer Pyrrhos Dimas is een lid van deze minderheid) en een minderheid Albanezen in Griekenland. De Cham in Griekenland kregen niet dezelfde rechten als de andere minderheden: ze mochten hun taal buitenshuis niet spreken en ze kregen ook geen scholen om hun taal en cultuur te onderwijzen. Toen ze in de WO II de kant van de Italianen en nadien de Duitsers kozen, en vele Grieken beestachtig behandelden, was hun lot bezegeld. Velen werden, vooral tijdens de Griekse burgeroorlog, uit hun dorpen verjaagd of zelfs gedood. Bijna allemaal zijn ze naar Zuid-Albanië gevlucht, waar ze ijveren voor de teruggave van hun bezittingen. Enkelen zijn wellicht nog in Griekenland gebleven -in de streek van Thesprotia-, maar dat is moeilijk na te gaan, want ze hebben hun taal en gewoontes verdrongen om niet met de nek aangekeken te worden. Voor Griekenland is het Cham-hoofdstuk afgesloten: de Cham hebben meegeheuld met de nazi-bezetter en daardoor zijn ze hun rechten kwijt.